Gerechtshof Den Haag, 18 maart 2025
Zaaknummer: ECLI:NL:GHDHA:2025:397
🔹 Wat was er aan de hand?
- Een stel woonde samen in een huurwoning.
- Na hun relatiebreuk in 2024 verhuisde de vrouw tijdelijk naar haar zus. De man bleef in de woning.
- Beiden wilden in de woning blijven wonen.
- De vrouw stapte naar de rechter om het alleenrecht op de woning te krijgen (zodat zij in de woning mocht blijven en de man moest vertrekken).
🔹 Wat besliste de rechter?
Het gerechtshof gaf de vrouw gelijk.
De man moest de woning binnen 14 dagen verlaten.
De rechter vond het belangrijk dat:
- De vrouw samen met hun jonge kind wilde blijven wonen in de vertrouwde omgeving.
- Het kind had daar zijn school en kreeg logopedie (spraaktherapie) in de buurt.
- De vrouw kon aantonen dat zij de huur kon betalen.
Waarom is deze uitspraak opvallend?
- Het belang van het kind stond centraal.
De rechter vond het welzijn en de stabiliteit van het kind belangrijker dan het feit dat beide ouders ‘evenveel recht’ op de woning hadden. - Snelle beslissing in een kort geding.
Omdat de situatie dringend was, werd het via een kort geding afgehandeld (een versnelde procedure). - De uitspraak was meteen geldig.
De rechter bepaalde dat het vonnis ‘uitvoerbaar bij voorraad’ was — dat betekent dat de man ook móést vertrekken, zelfs als hij in hoger beroep zou gaan. - Iedereen betaalde zijn eigen proceskosten.
Omdat het om een persoonlijke situatie ging, vond de rechter het eerlijk dat beide partijen hun eigen kosten betaalden.

