(Hoge Raad, 18 december 2015)
Casus:
Een man en vrouw waren slechts zes maanden getrouwd. Na de scheiding vroeg de vrouw partneralimentatie van haar ex-echtgenoot. Ze stelde dat ze tijdens het huwelijk haar baan had opgegeven om zich op het huwelijk te richten en dat ze hierdoor inkomensverlies had geleden.
De man weigerde te betalen en stelde dat het huwelijk te kort had geduurd om van een onderhoudsplicht te kunnen spreken. Er waren ook geen kinderen uit het huwelijk voortgekomen.
Juridische vragen:
- Heeft een ex-partner bij een kort huwelijk zonder kinderen recht op partneralimentatie?
- Wanneer is sprake van een onderhoudsplicht na echtscheiding?
Uitspraak Hoge Raad:
De Hoge Raad stelde de man in het gelijk: er was geen grond voor partneralimentatie. Het huwelijk was van zeer korte duur, en er waren geen kinderen. Bovendien was er geen sprake van een gezamenlijke huishouding die tot economische verwevenheid had geleid. Ook had de vrouw zich onvoldoende ingespannen om zelf weer inkomsten te genereren na de scheiding.
Daarmee maakte de Hoge Raad duidelijk dat partneralimentatie geen automatisch recht is, maar afhankelijk is van:
- de duur en aard van het huwelijk;
- de financiële situatie van beide partijen;
- en de mate waarin er sprake is geweest van economische afhankelijkheid of opoffering.
Waarom is deze zaak belangrijk?
- Bevestigt dat partneralimentatie maatwerk is;
- Korte huwelijken zonder kinderen leiden niet zomaar tot een onderhoudsplicht;
- Stimuleert eigen verantwoordelijkheid bij ex-partners om in hun levensonderhoud te voorzien, zeker bij beperkte afhankelijkheid.
Partneralimentatie is geen vanzelfsprekendheid. Bij een kort huwelijk zonder kinderen en zonder economische afhankelijkheid, kan een rechter besluiten dat er geen alimentatieplicht bestaat.

