(Rechtbank Gelderland, 2021)
De zaak in het kort:
Een man van in de 70 had al tientallen jaren een moestuin op een stuk grond dat eigendom was van de gemeente. Hij had geen officieel huurcontract, maar de gemeente had het jarenlang toegestaan. Op een gegeven moment wilde de gemeente het stuk grond opnieuw ontwikkelen en sommeerde hem om te vertrekken. De man weigerde en stelde dat hij door langdurig gebruik een vorm van gebruiksrecht had opgebouwd.
Waarom interessant:
Deze zaak draaide om het leerstuk van verkrijgende verjaring: het idee dat iemand door langdurig en onafgebroken bezit van een stuk grond, onder bepaalde voorwaarden, juridisch eigenaar kan worden (zelfs als de grond van iemand anders is). Het roept de vraag op: hoe “definitief” is eigendom als je jarenlang niets met je grond doet?
Uitkomst:
De rechter stelde de tuinier in het ongelijk. Hoewel hij de grond al lang gebruikte, was er nooit sprake geweest van “bezit te kwader trouw” – hij wist dat het gemeentegrond was, had nooit gedaan alsof het van hem was, en had ook toestemming gehad in het verleden. Daardoor kon hij zich niet beroepen op verjaring.
Waarom bijzonder:
Deze zaak laat zien hoe complex eigendomsrecht kan zijn – vooral bij langdurig gebruik zonder officiële papieren. Het roept ethische én juridische vragen op over rechten van burgers tegenover overheden, zeker wanneer het gaat om kleine stukjes land met persoonlijke betekenis.

