De “slaap-zzp’er” in de thuiszorg

(Rechtbank Midden-Nederland, 2019)

De zaak in het kort:
Een zelfstandig werkende zorgverlener (zzp’er) bood nachtzorg aan een cliënt met een verstandelijke beperking. Tijdens de nachtdiensten sliep zij meestal, tenzij de cliënt haar nodig had. De zorgorganisatie weigerde haar volledige nachttarief te betalen, omdat zij niet “actief” werkte. De zzp’er stapte naar de rechter: volgens haar had ze recht op volledige betaling omdat ze beschikbaar moest zijn.

Waarom interessant:
Deze zaak draaide om de vraag wat “arbeid” betekent binnen een opdrachtcontract, en of beschikbaarheid (zonder voortdurend actieve arbeid) ook als werk telt. Dit raakt aan bredere discussies over schijnzelfstandigheid, arbeidsrecht, en de waarde van zorg.

Uitkomst:
De rechter gaf de zzp’er gelijk: ook slapend beschikbaar zijn kan als werk worden gezien als er een reële verplichting is om direct in actie te komen. Het feit dat zij niet sliep in haar eigen huis, maar op locatie aanwezig moest zijn, speelde hierbij een rol.

Waarom bijzonder:
Deze uitspraak heeft invloed gehad op hoe nachtzorg (met name in de thuiszorg) wordt gecontracteerd. Het heeft ook bijgedragen aan de bredere discussie over rechten van zzp’ers in sectoren met onregelmatige diensten en kwetsbare cliënten.