Het opnamebandje van het telefoongesprek met de Belastingdienst

(Rechtbank Midden-Nederland, 2018)

De zaak in het kort:
Een burger had telefonisch contact gehad met de Belastingdienst en wilde achteraf een kopie van de geluidsopname van dat gesprek. De Belastingdienst weigerde dit met het argument dat de opname een intern werkproces betrof en geen “persoonlijk gegevensbestand” was dat onder de Wet bescherming persoonsgegevens (nu AVG) viel.

De man stapte naar de rechter — hij vond dat hij recht had op inzage in zijn eigen gegevens, inclusief gesprekken die met hem waren gevoerd.


Waarom interessant:

Dit lijkt een klein bureaucratisch conflict, maar raakt aan de machtsverhouding tussen burger en overheid:

  • Heeft een burger recht op bewijs van wat er letterlijk is gezegd aan de telefoon met een overheidsinstantie?
  • Kan een overheid zomaar weigeren toegang te geven tot zo’n opname, terwijl die mogelijk gevolgen heeft voor jouw belastingpositie of bezwaarprocedure?

Uitkomst: Burger wint

De rechtbank gaf de man gelijk. De rechter oordeelde dat het telefoongesprek wel degelijk persoonsgegevens bevatte, omdat het over hem ging en zijn situatie. De Belastingdienst moest de opname (of in elk geval een volledige transcriptie) verstrekken.


Waarom bijzonder:

  • De uitspraak verstevigde het recht op inzage in eigen gegevens, ook bij geluidsopnames.
  • Het dwong overheidsinstanties om transparanter om te gaan met hun communicatie met burgers, zeker als dat gevolgen heeft voor beslissingen.
  • Het gaf burgers een bruikbaar precedent om in soortgelijke situaties meer controle over hun dossiers op te eisen.