De zwangere werknemer die onterecht werd ontslagen

Uitspraak door de Rechtbank Amsterdam op 18 juni 2019

Achtergrond

Een medewerkster in een administratieve functie meldde aan haar werkgever dat ze zwanger was. Kort daarna werd haar contract niet verlengd, terwijl eerder was aangegeven dat haar functioneren goed was en ze mocht blijven.

De werkgever beweerde dat het “toevallig” samenviel met het einde van haar contract en dat er sprake was van een organisatorische wijziging. De vrouw stapte naar de rechter en stelde dat haar zwangerschap de werkelijke reden voor ontslag was.


Uitspraak

De rechter vond het ontslag discriminerend en onrechtmatig:

  • Er waren geen concrete documenten die de “organisatieverandering” onderbouwden,
  • De werkgever kon niet aannemelijk maken dat het niets met de zwangerschap te maken had,
  • In zo’n geval draait de bewijslast om: de werkgever moet aantonen dat er géén discriminatie was.

De vrouw kreeg een billijke vergoeding én schadevergoeding wegens discriminatie.


Belang van deze zaak

  • Werkgevers mogen een arbeidsovereenkomst niet beëindigen vanwege zwangerschap — dat is verboden onderscheid.
  • Als de timing verdacht is, moet de werkgever bewijzen dat er een andere geldige reden is.
  • Deze zaak bevestigt hoe krachtig het verbod op zwangerschapsdiscriminatie is in het arbeidsrecht.