(Rechtbank Noord-Holland, 2018)
Achtergrond
Een medewerker van een distributiebedrijf plaatste op zijn persoonlijke Facebookpagina een reeks berichten over zijn werkgever, waaronder:
- “Ik werk bij de meest achterlijke toko van Nederland”
- “Ze behandelen je als een hond”
- En hij tagde zelfs collega’s in de reacties.
De berichten waren openbaar zichtbaar, en meerdere klanten en collega’s hadden ze gezien. De werkgever ontsloeg hem op staande voet wegens ernstige belediging en reputatieschade.
De werknemer vond dat zijn vrijheid van meningsuiting werd geschonden en dat het “in het heetst van de strijd” was geplaatst na een ruzie op het werk.
Uitspraak
De rechter stelde:
- Dat werknemers recht hebben op meningsvrijheid,
- Maar dat dit niet onbeperkt is binnen de arbeidsrelatie, zeker niet bij openbare smaad of belediging,
- De berichten waren publiekelijk, respectloos en reputatieschadelijk.
Ontslag op staande voet was terecht.
De werknemer kreeg geen ontslagvergoeding en werd verantwoordelijk gehouden voor de schade aan het bedrijfsimago.
Waarom is deze zaak belangrijk?
- Sociale media zijn openbare platforms — werknemers onderschatten vaak de impact van wat zij daar delen.
- Vrijheid van meningsuiting weegt zwaar, maar mag niet leiden tot publieke belediging of ondermijning van het werkgeversgezag.
- Rechters kijken naar de toon, bereik, context en herhaling van digitale uitingen.

