De zaak van de onduidelijke offerte

(Rechtbank Midden-Nederland, 2021)

Achtergrond

Een IT-consultant stuurde een offerte van €25.000 aan een mkb-bedrijf voor het leveren van een maatwerk softwaresysteem. Volgens de consultant was er mondeling al akkoord gegaan tijdens een bespreking, en daarna was er over en weer contact per e-mail. Hij begon direct met de ontwikkeling.

Na enkele weken trok het bedrijf zich echter terug. Ze stelden dat ze nooit formeel akkoord waren gegaan met de offerte, dat er geen duidelijke opdrachtbevestiging was, en dat ze de werkzaamheden niet hadden goedgekeurd. De consultant eiste betaling voor het werk dat al gedaan was.


Juridische kern

  • De IT’er stelde dat het gedrag en de communicatie van het bedrijf (zoals “ziet er goed uit, laten we binnenkort starten”) voldoende was om van een opdracht uit te gaan.
  • Het bedrijf voerde aan dat er wél contact was, maar dat zij nog geen definitief akkoord hadden gegeven op de offerte — en dat zij dit ook nooit zwart-op-wit hadden bevestigd.

De rechter moest dus beoordelen of er een juridisch bindende overeenkomst tot stand was gekomen.


Uitspraak

De rechtbank oordeelde:

  • Er was géén schriftelijk of digitaal akkoord op de offerte.
  • De gebruikte bewoordingen waren te vrijblijvend en vaag om te gelden als instemming (bijv. “ziet er goed uit” is geen bindend akkoord).
  • Het feit dat de consultant al begonnen was met werk, was voor eigen risico, zolang er geen definitief akkoord was.
  • De vordering van €25.000 werd afgewezen. De consultant kreeg niets betaald.

Waarom is dit belangrijk?

  • Deze zaak benadrukt dat een offerte pas bindend is als die uitdrukkelijk wordt aanvaard — via e-mail, handtekening, of ander ondubbelzinnig bewijs.
  • Vage of optimistische taal (“ziet er goed uit”, “ik denk dat we gaan starten”) is niet genoeg voor een juridisch afdwingbare afspraak.
  • Als je als opdrachtnemer begint zonder duidelijk akkoord, loop je het risico voor niets te werken.